Moonlight River
For a decade now, my sleeping pattern is disturbed, therefore I’m often tired, anti-social and stressed, conditions I would rather avoid. Yet there is a freedom in the night, in my wandering. I seek freedom after dawn to break from the daily rhythm. In the night, I search for recognition and alienation, the moon illuminates a world in shades of grey. Suggestion becomes essence in a world I lonely discover. Can I savour my night if I sleep?
Ik slaapwandel door de dagen
dagen die geen ochtend kennen.
Als uitgestrekte duinen korrelen ze voorbij de zonsopgang
richting een hemel bij onzichtbaar licht.
veeg me bij elkaar, verzamel elke korrel op een hoopje
vergeet een moment wat schoon is.
Ik loop verloren in ongevulde seconden.
Haar onbestemdheid doet me dwalen,
alles wordt weer opgevuld,
alles wordt tastbaar,
en valt in de diepe groeven van mijn te jonge handen,
Ik ben de tijd schuldig.
Soms val ik naast haar, op een plek waar verloren seconden rust vonden.
Er zijn geen ramen, deuren, muren, vloeren, ook geen dak.
Het is daar waar niemand, iedereen, alles en niets is, bestaat, leeft en sterft.
Ik hoor een adem, zie een hartslag,
en vraag me af hoelang de seconde leeft voor hij weer sterft.
Tid vil ha sin egen rett.
Ik sprokkel minuten rust en rijg ze aaneen,
kleine ogenblikken in de vage schim van een nacht.
De tijd danst in haar gewaad van diepblauw, de dag komt wel snel.
Tijdloze wezens vang je niet zomaar las ik tussen mijn oren, maar hoe vang je tijd ?
Soms pers ik haar in een bolletje zoals een sneeuwbal, een uur, een dag, een seconde.
Haar stem kraakt als verse sneeuw in de herfst, gedoopt in de winter.
Ze staat naast de hemel en ademt wolken om op te lopen.
Kijk even naar wat je nog niet zag, zie alles wat je wel al zag.
Kijk naar de zon waar er regen was
Kijk naar de dag waar de nacht uitgleed
Kijk naar de zomer waar de winter regeerde
Kijk naar jezelf, nog eens,
en nog eens
en nog eens.
Nog één keer.
Ik zou je graag even lenen om te schuilen totdat de ochtend je weer opklaart.
Je splitst oceanen in twee wanneer je ’s ochtends wakker wordt.
Maakt een eiland voor enkel jij en ik, ik hak het hout en jij wacht tot de zon opkomt.
Wist je dat mos enkel in de richting van de regen groeit? Hoe groeien wij dan?
Splits me in twee, mijn handen kunnen bekkens vormen voor eb.
Vloed mijn gedachten en wacht tot de zon weer opkomt.
Ik wil in de ochtend vervallen.
Ween in mijn handen, laat het water stromen tussen mijn huid.
Stop niet voordat meren vormen, en vissen tussen mijn enkels zwemmen.
Mijn huid is jouw zeef.
Ik wil door de dagen lopen tot ik je terug vind in het dal van mijn gedachten.
Hier zijn ramen, met zicht op de bergen die wolken aaien.
Hier omhelst de zon, en geeft de regen enkel leven.
Hier waar seconden vloeien tussen dauw en de tijd me schuldig is
Jij
Ik
Wij zijn oeverloos